De Uber-chauffeur is werknemer: er is sprake van een ‘moderne gezagsverhouding’

Olga Van BeijerenEunice BruyninckxMarjolein Westerbeek

17 september, 2021

Deze week oordeelde de Rechtbank Amsterdam in een rechtszaak die de FNV had aangespannen tegen Uber dat taxichauffeurs die voor Uber rijden bij het bedrijf in dienst zijn als werknemer (ECLI:NL:RBAMS:2021:5029). Er is volgens de Rechtbank voldaan aan alle criteria van de arbeidsovereenkomst: persoonlijke arbeid, loon en gezag. Daarnaast is Uber wettelijk gehouden om de CAO Taxivervoer na te leven.

Wat betekent dit voor de platformarbeid, waarbij werkenden via digitale platforms hun diensten online of offline tegen betaling aanbieden aan derden? Bekende werkplatforms, zoals Uber, Deliveroo, Helpling en Temper, menen veelal geen werkgever te zijn en het is de vraag of dat terecht is. Voor de werkenden is de aard van de arbeidsrelatie (werknemer of zelfstandige) onder meer bepalend voor de geldigheid van cao’s en andere werknemersrechten, dus is het van belang dat er meer duidelijkheid komt over de positie van deze werkenden.

Feiten

Uber biedt taxiritten aan via de Uber-app. Taxichauffeurs die beschikken over een chauffeurskaart en een ondernemersvergunning kunnen zich bij Uber aanmelden als zij akkoord gaan met de ‘Voorwaarden voor onafhankelijke Uber-partners’, waarin onder meer is bepaald dat de chauffeurs de ritten uitvoeren als zelfstandige ondernemers en niet als werknemer van Uber. Uber maakt vervolgens bij het aanbieden van de rit gebruik van een algoritme, waarbij de chauffeur die de rit als eerste accepteert, de rit krijgt. De passagier betaalt aan Uber, Uber betaalt vervolgens wekelijks/dagelijks de totaalsom minus 25% (servicekosten) aan de chauffeur.

Persoonlijke arbeid

Dat de chauffeurs arbeid voor Uber verrichten, lijdt geen twijfel, aldus de Rechtbank. Zij vervoeren via de Uber-app passagiers voor Uber, aan wie een percentage van de ritprijs toekomt. Het verweer van Uber dat zij slechts een technologiebedrijf is dat een platform runt waarop gebruikers met elkaar in contact kunnen komen en overeenkomsten met elkaar aangaan, voor onder andere taxivervoer, verwerpt de Rechtbank. Immers, uit het feit dat chauffeurs akkoord moeten gaan met de door Uber gestelde voorwaarden om te kunnen worden toegelaten op haar platform, volgt dat zij een overeenkomst aangaan met Uber om vervoersdiensten aan te bieden, en dat is de kernactiviteit van Uber.

Bovendien wordt relevant gevonden dat Uber met een door de chauffeurs te nemen selfie controleert of men persoonlijk de arbeid verricht. De reden hiervoor is het wettelijke vereiste dat een chauffeur moet beschikken over bepaalde vergunningen en het staat dus vast dat een chauffeur een geaccepteerde rit persoonlijk moet verrichten.

Loon

Niet in geschil is dat de chauffeurs een vergoeding ontvangen voor een taxirit. De omstandigheid dat de passagiers de ritprijs aan Uber Pay (een andere entiteit) voldoen, en dat Uber Pay het hun toekomende deel aan de chauffeurs betaalt, betekent niet dat de chauffeurs van Uber geen loon voor hun werkzaamheden ontvangen. Volgens de Rechtbank is de benaming van het loon niet van belang. De vorm van uitbetaling evenmin.

Gezagsverhouding

De Rechtbank oordeelt vervolgens dat in de hedendaagse, door technologie beheerste tijd het criterium ‘gezag’ een van het klassieke model afwijkende, meer indirect (vaak digitaal) controlerende invulling heeft gekregen. Werknemers zijn zelfstandiger geworden en verrichten hun werk op meer wisselende (zelfgekozen) tijden. Geoordeeld wordt dat in de verhouding tussen Uber en de chauffeurs sprake is van deze “moderne gezagsverhouding”.

Immers, de chauffeurs kunnen niet onderhandelen met Uber over de voorwaarden waaronder zij de Uber-app kunnen gaan gebruiken en ze moeten eerst alle voorwaarden volledig accepteren om taxiritten via de Uber-app te kunnen uitvoeren. Deze voorwaarden kunnen eenzijdig door Uber worden gewijzigd en dat gebeurt ook regelmatig.

Het algoritme van de Uber-app bepaalt op welke wijze de ritten worden verdeeld en welke prioriteiten daarbij worden gesteld. Het algoritme doet dat op basis van de door Uber gestelde prioriteiten. De Uber-app bepaalt welke chauffeur een rit (als eerste) krijgt aangeboden. De chauffeurs hebben geen invloed op de ritprijs, aangezien Uber de tarieven vaststelt. Van een vrije onderhandeling tussen passagier en chauffeur is geen sprake.

Er gaat ook een disciplinerende werking uit van de Uber-app, vindt de Rechtbank. Via de Uber-app krijgen de chauffeurs een rating en worden zij beoordeeld, wat invloed kan hebben op de toegang tot het platform van Uber en het aanbod van de ritten.

Daarnaast kan Uber ‘aan de knoppen van de app draaien’ en de instellingen wijzigen, waardoor volgens de Rechtbank de ondernemersvrijheid in feite afwezig is. Hoewel een chauffeur een al geaccepteerde rit alsnog mag annuleren, leidt het regelmatig annuleren van een rit tot uitsluiting van het gebruik van de Uber-app. Ook heeft het driemaal weigeren tot gevolg dat de chauffeur door het systeem wordt uitgelogd en dus geen ritten meer krijgt aangeboden, tot hij opnieuw is ingelogd. In geval van klachten beslist Uber eenzijdig over de oplossing.

Conclusie

Van het algoritme gaat een financiële stimulans en een disciplinerende en instruerende werking uit, aldus de Rechtbank. De Rechtbank oordeelt dat ondanks dat chauffeurs tot op zekere hoogte vrij zijn om een rit te weigeren, om zelf hun uren te bepalen en om gelijktijdig gebruik te maken van andere (concurrerende) apps, zij na het inloggen onderworpen zijn aan de werking van het algoritme. Daarmee vallen zij onder een “modern werkgeversgezag” van Uber.

Partijen zijn slechts “op papier” overeengekomen dat de chauffeurs als zelfstandig ondernemer werkzaam zijn. Het kan zijn dat sommige chauffeurs dat ook echt wilden, maar partijen zijn hier niet gelijk en als het erom gaat de economisch zwakkere te beschermen, gaat “wezen voor schijn” en dus is er sprake van een arbeidsovereenkomst, aldus de Rechtbank. Daarnaast komt de Rechtbank tot oordeel dat partijen onder de werkingssfeer van de CAO Taxivervoer vallen.

Hoe nu verder?

De uitspraak zal naar verwachting leiden tot vorderingen van chauffeurs, onder meer tot betaling van achterstallig loon. In het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk is al eerder geoordeeld dat Uber-chauffeurs beschouwd moeten worden als “werknemers”. In Nederland heeft het Gerechtshof Amsterdam begin van dit jaar ook geoordeeld dat koeriers die voor de maaltijdbezorger Deliveroo werken, geen zelfstandigen zijn maar werknemers (Zie blog “Een overeenkomst van opdracht of toch een arbeidsovereenkomst?“). Uber heeft aangegeven in hoger beroep te gaan.

De uitspraak is dus niet heel verrassend, maar zal niettemin een doorn in het oog zijn voor verschillende platformbedrijven. Toch is het lastig te voorspellen wat dit betekent voor andere platformbedrijven, die elk een ander businessmodel kennen. Je kan de conclusies uit deze uitspraak niet zomaar voor ieder platformbedrijf trekken, omdat veel afhangt van de inrichting/sturing van de betreffende app/algoritme en de vrijheden die er in werkelijkheid wel en niet zijn aan de kant van de werkenden. Dit vraagt om meer (wettelijke) duidelijkheid, zodat de waarde van platformwerk in de toekomst optimaal benut kan worden.

Over de auteurs


Olga Van Beijeren

Olga van Beijeren is sinds 2000 advocaat, gespecialiseerd in het arbeidsrecht in de breedste zin van het woord.

Eunice Bruyninckx

Eunice Bruyninckx is sinds 1995 advocaat en houdt zich sinds 1997 uitsluitend bezig met arbeidsrecht, in het bijzonder op het gebied van medezeggenschapsrecht, overgang van onderneming, CAO-recht, gelijke behandeling en (collectief) ontslag. Eunice treedt vooral op voor grote ondernemingen maar ook met enige regelmaat voor (statutair) bestuurders.

Marjolein Westerbeek

Marjolein is specialist op het gebied van individueel en collectief arbeidsrecht. Haar opdrachtgevers zijn voornamelijk werkgevers, maar zij staat ook regelmatig (statutair) bestuurders, werknemers en ondernemingsraden bij.