Nadere duurzaamheidsregels voor de financiële sector: per sector en door middel van RTS

Bastiaan Siemers

25 augustus, 2022

Foto: Michelle Henderson (Unsplash)

Eerder schreef ik diverse blogs over de duurzaamheidsregels uit de SFDR, telkens vanuit het gezichtspunt van een ander deel van de financiële sector. Inmiddels is er het nodige gebeurd en is het tijd voor een update.

Aanvullende regels per sector

Begin augustus zijn verschillende regels voor diverse sectoren over duurzaamheid van kracht. Sommige regels zullen in november van kracht worden. De achtergrond hiervan is dat de SFDR sectoroverstijgend is, maar dat sommige zaken moeten worden geregeld in de regels die per sector gelden. Dit komt omdat de Europese regels grotendeels per sector zijn geregeld en soms onderling verschillen. Daardoor moeten bepaalde duurzaamheidsregels ook in deze sectorregelingen worden verwerkt.

De sectorspecifieke regels voor beleggingsinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekeraars en tussenpersonen zijn (of worden) gewijzigd. Dit is gebeurd per 1 augustus (beleggingsinstellingen) en 2 augustus (beleggingsondernemingen – deels, tussenpersonen en verzekeraars) en gebeurt nog per 22 november (beleggingsondernemingen – restant).

De wijzigingen zijn grosso modo dezelfde en betreffen wijzigingen op het gebied van algemene organisatorische eisen, de verantwoordelijkheid van het bestuur, middelen en deskundigheid, belangenconflicten, risicobeheersingsbeleid, productgovernance, beoordeling van producten voor klanten, due diligence van beleggingen, provisies, beloningsbeleid en rapportage. Tussen de sectoren bestaan wel kleine verschillen vanwege de verschillende regels per sector. Zo is er bijvoorbeeld voor tussenpersonen geen wijziging op het gebied van risicobeheersing omdat deze verplichting in die sector niet geldt.

Op al deze punten dienen duurzaamheidsrisico’s en/of duurzaamheidsfactoren, zoals bedoeld in de SFDR, in acht te worden genomen. Eenvoudig gezegd betekent dit dat de (beschrijvingen van de) diverse taken en processen, hiermee expliciet rekening moeten houden. De regels vormen in die zin een verduidelijking van het bestaande kader door expliciet aan te geven waar rekening moet worden gehouden met duurzaamheidsrisico’s en/of duurzaamheidsfactoren. Als voorbeelden gelden risicobeheersing waarbij nu expliciet rekening moet gehouden met duurzaamheidsrisico’s (voor zover dat al niet het geval was omdat die risico’s nu ook al aan de orde zijn) en de beoordeling van producten voor klanten waarvoor nu expliciet is bepaald dat ook de duurzaamheidsvoorkeuren van de klant moeten worden meegenomen.

Deze regels zouden geen al te grote gevolgen voor de markt moeten hebben. Het betreft met name het expliciet integreren van duurzaamheid door middel van het nalopen van de diverse eisen en daarbij behorende procedures. Die aanpassing moet echter wel plaatsvinden dus de (beschrijvingen van) taken en processen moeten wel worden aangepast.

Nadere regels gepubliceerd: in werking vanaf 1 januari 2023

Wellicht nog belangrijker dan het voorgaande is dat eind juli 2022 verdere duurzaamheidsregels zijn aangenomen waar al lang op werd gewacht (de zogeheten regulatory technical standards of RTS). Dit is gebeurd door middel van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1288. Concepten waren al eerder beschikbaar, maar finalisering duurde langer dan gepland. Nu is definitief duidelijk hoe de RTS luiden en dat ze ingang van 1 januari 2023 van kracht worden.

De RTS zijn een uitwerking van diverse bepalingen uit de SFDR. Het is belangrijk om te onthouden dat de RTS slechts bepaalde artikelen uit de SFDR uitwerken; diverse artikelen worden door de RTS niet uitgewerkt en daarvoor moet men zich dus nog steeds baseren op de SFDR en op de beperkte uitleg van toezichthouders. Voorbeelden hiervan zijn begrippen als ‘duurzaamheidsfactoren’ en ‘duurzame belegging’ of de vraag wanneer een financieel product onder artikel 8 of 9 van de SFDR valt.

De RTS zijn veelal zeer gedetailleerd en hebben betrekking op de volgende onderwerpen:

• De algemene vereisten hebben betrekking op het op een duidelijke wijze presenteren van duurzaamheidsinformatie en het gebruik van benchmarks. Deze regels zijn niet heel bijzonder.

• Wat betreft het concept van geen ernstig afbreuk doen geldt dat de RTS dit concept uitwerken aan de hand van Bijlage I (zie hierna) door te bepalen dat moet worden uitgelegd hoe de indicatoren uit deze bijlage in acht worden genomen. Daarnaast moet in dit verband ook worden uitgelegd of de OECD Guidelines for Multinational Enterprises en de UN Guiding Principals on Business and Human Rights, worden nageleefd. Dit komt op verschillende plaatsen in de RTS terug.

• Wat betreft transparantie over de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheid van de beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren op de website, geldt dat de RTS heel gedetailleerd uitwerken hoe deze transparantie moet worden verstrekt, namelijk door middel van een verklaring (ook wel ‘principal adverse impact statement’ genoemd) over het afgelopen jaar. Heet hangijzer sinds het eerste concept van de RTS is de bijlage die hiervoor is opgesteld (Bijlage I). Deze bijlage is een verplicht format voor deze verklaring, is zeer gedetailleerd en omvat vele aspecten die in acht moeten worden genomen (denk aan broeikasgassen, biodiversiteit, afval, arbeidsomstandigheden, fossiele brandstoffen, etc.). Ook omvat deze bijlage vele definities en formules die moeten worden gehanteerd. Ondanks protesten en pogingen van de markt om deze bijlage te beperken, is de uiteindelijke bijlage nauwelijks anders dan het eerste concept. Daarnaast omvatten de RTS ook gedetailleerde regels over hoe deze bijlage moet worden ingevuld. Tot slot is ook gehandhaafd dat deze verklaring betrekking moet hebben op de financiële onderneming als geheel en niet slechts over bepaalde financiële producten of met uitzondering van bepaalde financiële producten. Overigens, de mogelijkheid om te verklaren dat een financiële onderneming geen rekening houdt met de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheid, blijft gewoon bestaan, behalve voor ondernemingen met meer dan 500 werknemers.

• Wat betreft de precontractuele informatie voor duurzame financiële producten is er ook weinig tot niets veranderd. Ook hiervoor geldt een tweetal bijlagen met een verplicht format (afhankelijk van het type product: ‘lichtgroen’ onder artikel 8 SFDR of ‘donkergroen’ onder artikel 9 SFDR). Daarnaast gelden nadere regels over hoe deze bijlagen moet worden ingevuld. Deze bijlagen gelden voor alle klanten en ongeacht het type financieel product, ondanks de bezwaren die daar vanuit de markt over zijn gemaakt, bijvoorbeeld dat dit format weinig zinvol is voor professionele partijen.

• Wat betreft informatie op de website door financiële ondernemingen over duurzame financiële producten geldt een aantal bepalingen over hoe deze informatie moet luiden. Deze regels zijn zeer gedetailleerd wat betreft de wijze waarop de informatie op de website moeten luiden. Er bestaat echter geen format dus de wijze waarop is vormvrij.

• Wat betreft de periodieke informatie over duurzame financiële producten is er evenmin weinig tot niets veranderd. Ook hiervoor geldt een tweetal bijlagen als verplicht format voor alle klanten en financiële producten (ook hier weer afhankelijk van het type product: ‘lichtgroen’ of ‘donkergroen’) en gedetailleerde regels hoe deze bijlagen moet worden ingevuld.

Voor de markt betekenen deze RTS een aanzienlijke inspanning omdat tot op heden slechts de veel algemenere regels uit de SFDR zelf moeten worden nageleefd. Vanaf 1 januari 2023 moet de markt beduidend meer doen. Primair betekent dit dat diverse informatie moet worden uitgewerkt. Voor wat betreft precontractuele informatie en informatie op websites geldt dat deze al op 1 januari 2023 aangepast moet zijn. Voor de transparantie over de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheid geldt dit ook, met dien verstande dat deze verklaring weliswaar pas uiterlijk 30 juni 2023 hoeft te worden verstrekt, maar wel betrekking heeft op het afgelopen kalenderjaar. Dat betekent dat de verklaring in 2023 dus al voor (heel) 2022 rekening moet houden met de eisen uit de RTS. Voor de periodieke informatie is er op zich iets meer respijt want die hoeft pas over perioden vanaf 1 januari 2023 in overeenstemming te zijn met de RTS. Hierbij geldt wel de aantekening dat hoe langer het verzamelen van de informatie voor de periodieke informatie, hoe moeilijker het later wordt om de periodieke informatie op te stellen. Ook op dit punt is het dus raadzaam om spoedig te starten met aanpassing.

ESMA rapport over nakoming

Tot slot geldt dat de Europese toezichthouders (ESMA, EBA en EIOPA) recent een rapport hebben gepubliceerd over de nakoming van de vereisten uit de SFDR (dus niet de RTS want die golden nog niet gedurende de onderzoeksperiode). Dit rapport bevat een aantal good en bad practices. De gemene deler is dat de naleving van de SFDR in Europa nog op vele punten tekortschiet, zowel wat betreft het percentage partijen per jurisdictie dat de regels (niet) naleeft en wat betreft de wijze van naleving. De nationale toezichthouders worden aangespoord om hier achteraan te zitten. De AFM zal de komende tijd dus waarschijnlijk steeds strenger toezien op naleving van de SFDR (en vanaf volgend jaar: de RTS), mede omdat de AFM al eerder een rapport publiceerde dat aangaf dat het aan naleving van de SFDR in Nederland schortte.

Over de auteur


Bastiaan Siemers

Bastiaan is gespecialiseerd in financieel recht in brede zin. Hij heeft uitgebreide kennis van nagenoeg alle aspecten van het financiële toezicht en de bijbehorende Nederlandse en Europese regelgeving.