The International Comparative Legal Guide to: Trade Marks 2016 – Chapter 28 Netherlands
O.H.J. Schmutzer & M. Driessen, ‘Chapter 28‘, in: The International Comparative Legal Guide to: Trade Marks 2016, Londen: Global Legal Group Ltd., 2016.
O.H.J. Schmutzer & M. Driessen, ‘Chapter 28‘, in: The International Comparative Legal Guide to: Trade Marks 2016, Londen: Global Legal Group Ltd., 2016.
De afgelopen jaren heb ik regelmatig (startende) ondernemers gesproken die een handelsnaam wilden inschrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK), maar daarbij te horen kregen dat dit niet kon omdat de naam al in het handelsregister stond. Onlangs kreeg ik een brief onder ogen van de KvK waarin dit met zoveel woorden staat:
De KvK meldt dus dat “het gebruik van een gelijkende naam wettelijk niet [is] toegestaan omdat dit tot verwarring kan leiden.” Er wordt geadviseerd een andere naam te kiezen. Maar is dit advies wel juist? Het antwoord laat zich raden: nee.
De handelsnaam is ‘de naam waaronder een onderneming wordt gedreven’. Deze definitie komt uit de Handelsnaamwet (artikel 1). Het recht op een handelsnaam ontstaat door het gebruik van die naam. Veel ondernemers denken ten onrechte dat het recht op een handelsnaam ontstaat bij de inschrijving van de naam in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Dat dat gedacht wordt is – zeker gezien de ‘adviezen’ van de KvK zelf – niet zo vreemd, maar het is niet juist. De enkele inschrijving in het handelsregister geeft geen enkel recht.
Bovendien mag de KvK niet weigeren een handelsnaam te registreren. De Kamer van Koophandel checkt bij de aanvraag tot registratie van een handelsnaam of die naam al is ingeschreven. Als dat het geval is, wordt dat aan de aanvrager meegedeeld en is het vervolgens aan hem/haar om te bepalen of toch voor registratie wordt gekozen, dus uitdrukkelijk niet aan de Kamer van Koophandel. Een al bestaande inschrijving van dezelfde of een gelijkende naam in het handelsnaamregister hoeft namelijk helemaal niet te betekenen dat diezelfde naam niet gevoerd kan worden.
In artikel 5 van de Handelsnaamwet staat:
‘Het is verboden een handelsnaam te voeren die, vóórdat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, een ander voor zover dientengevolge, in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats, waar zij gevestigd zijn, bij het publiek verwarring tussen de ondernemingen te duchten is.’
Of gebruik van een handelsnaam inbreuk maakt op een al bestaande gebruikte handelsnaam, hangt dus van diverse factoren af. In de eerste plaats moet worden gekeken of de namen gelijk(end) zijn, daarnaast of ze voor dezelfde soort activiteiten gebruikt worden en zo ja, of de gebieden waarin ze gebruikt worden overlappen. Als die drie vragen met ‘ja’ moeten worden beantwoord, moet nog aan een vierde vereiste worden voldaan: er moet sprake zijn van verwarringsgevaar. Dat wordt over het algemeen aangenomen als aan de eerste drie vereisten wordt voldaan, maar er zijn omstandigheden denkbaar waarin dit toch niet het geval is, bijvoorbeeld als het gaat om hele beschrijvende handelsnamen. Het helpt in een juridisch conflict als je ook kunt laten zien dat er daadwerkelijk verwarring bestaat. Als afnemers zich bijvoorbeeld afvragen of de beide ondernemingen met elkaar te maken hebben (indirecte verwarring) of als gedacht wordt dat het ene bedrijf het andere is en vice versa (directe verwarring).
Maar let op: ook als je geen gelijkende handelsnaam tegenkomt, betekent dat niet zonder meer dat je de naam kunt gebruiken. Een handelsnaam kan namelijk ook inbreuk maken op een geregistreerd merk. Een merkrecht biedt een veel ruimere beschermingsomvang dan een handelsnaam. Voorwaarde is wel dat het merk is ingeschreven in het merkenregister (gebruik telt in beginsel niet) en bovendien moet een merk – anders dan een handelsnaam – onderscheidend zijn voor de producten of diensten die ermee worden aangeboden.
Kortom: check voordat je een handelsnaam gaat gebruiken goed of je geen inbreuk maakt op rechten van anderen. Laat je daarbij goed adviseren en laat je niet leiden door ‘advies’ van de Kamer van Koophandel.
Meer weten over dit onderwerp? Download het (gratis) handboek voor ondernemers en bedrijven ‘IE in Bedrijf – Handelsnamen en merken’ via de website www.ie-inbedrijf.nl.
Bij grensoverschrijdende overlijdensschade kan het voorkomen dat nabestaanden in verschillende landen, anders dan het land waar het ongeval plaatsvond, schade lijden. De vraag doet zich in zo’n geval voor welk recht op de vordering van toepassing is. Moet deze schade als directe schade beschouwd worden of moet het worden aangemerkt als indirect gevolg van het ongeval, zelfs indien de schadevergoedingsvordering als een iure proprio (een eigen recht) wordt aangemerkt?
Deze vraag werd recentelijk voorgelegd aan het Hof van Justitie van de EU (verder: HvJEU) in de zaak Florin Lazar/Allianz SpA C-350/14.
De dochter van Florin Lazar, een Roemeens staatsburger, was overleden als gevolg van een verkeersongeval in Italië met een niet geïdentificeerd voertuig. Zij woonde ten tijde van het ongeval in Italië evenals haar moeder en grootmoeder.
Vader Florin Lazer dagvaardt verzekeringsmaatschappij Allianz SpA in haar hoedanigheid van door het garantiefonds voor verkeersslachtoffers aangewezen vennootschap. Moeder en grootmoeder interveniëren in het geding en vorderen eveneens vergoeding van de door hen geleden materiële en immateriële schade. Op de vordering van moeder en grootmoeder is Italiaans recht van toepassing. De vraag die aan het HvJEU wordt voorgelegd is of op de vordering van Florin Lazar Roemeens recht van toepassing is.
Uit overwegingen 16 en 17 van de Rome II verordening volgt dat bij bepaling van het toepasselijk recht aanknoping gezocht wordt met het land van de plaats waar de directe schade zich heeft gedaan. (de ‘lex loci damni’). Het toepasselijk recht moet worden bepaald volgens de plaats waar de schade zich voordoet, ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen. Bij letsel- en materieel schade moet het land waar die schade is opgelopen gelden als het land waar de schade zich voordoet.
De uitzondering op de regels zijn gegeven in artikel 4 lid 2 en 3. Ingeval degene wiens aansprakelijkheid in het geding is en degene die de schade lijdt beiden hun gewone verblijfplaats hebben in hetzelfde land op het tijdstip waarop de schade zich voordoet, is het recht van dat land van toepassing. Verder kan het recht van een ander land van toepassing zijn indien hiermee een kennelijk nauwere band bestaat.
Artikel 15 onder c en f bepalen dat het recht dat van toepassing is het bestaan, de aard en de begroting van de schade regelt alsook bepaalt wie er recht heeft op vergoeding van persoonlijk geleden schade.
Het HvJEU overweegt dat uit overweging 17 van Rome II volgt dat wanneer het intreden van directe schade kan worden vastgesteld, de plaats waar deze directe schade zich heeft voorgedaan het relevante aanknopingspunt zal zijn voor het bepalen welk recht van toepassing is. Dit ongeacht de indirecte gevolgen van het ongeval.
In dit geval bestaat de directe schade uit het letsel van de dochter als gevolg waarvan zij is overleden. Deze schade heeft zich in Italië voorgedaan. De schade die vervolgens door de familieleden is geleden moet worden beschouwd als indirect gevolg van het ongeval. Dit betekent dat hierop derhalve dus ook ten aanzien van Florin Lazar Italiaans recht van toepassing is.
Het HvJEU overweegt dat deze uitleg ook strookt met artikel 15 onder f. Hierin wordt immers bepaald dat het toepasselijk recht bepaalt wie schade kunnen vorderen. Het draagt voorts bij tot het verwezenlijken van de doelstelling om te zorgen voor voorspelbaarheid en uniformiteit. Het HvJEU overweegt daarbij dat hiermee ook voorkomen wordt dat de onrechtmatige daad wordt ontleed in verschillende delen die aan verschillend recht onderworpen zijn naargelang de plaats waar andere personen dan het directe slachtoffer schade lijden.
Het HvJEU verklaart dan ook voor recht: dat voor het bepalen van het recht dat van toepassing is op een niet-contractuele verbintenis voortvloeiend uit een verkeersongeval, artikel 4 lid 1 van de verordening aldus moet worden uitgelegd dat schade in verband met overlijden van een persoon bij een verkeersongeval dat zich in de forumstaat heeft voorgedaan, die wordt geleden door de in een andere lidstaat wonende familieleden van die persoon als “indirecte gevolgen” van dat ongeval in de zin van die bepaling moet worden aangemerkt.
Alhoewel het HvJEU verwijst naar verkeersongevallen zal, gezien de uniformiteit die wordt nagestreefd, dit ook van toepassing zijn op andere overlijdensschade zaken waarop artikel 4 Rome II van toepassing is en waarbij de directe schade kan worden vastgesteld. Bovendien zal deze uitleg van het begrip schade in verband met overlijden ook van toepassing zijn bij vaststelling van de bevoegde rechter op grond van artikel 7 lid 2 Herschikking EEX-Verordening.
Voor de Nederlandse praktijk is de uitspraak voor wat betreft bepaling van het toepasselijk recht bij grensoverschrijdende verkeersongevallen minder relevant wanneer het Haags Verkeersongevallenverdrag van toepassing is. In die zaken wordt immers aan de hand van de regels van het Haags Verkeersongevallenverdrag bepaald welk recht van toepassing is. Voor andere grensoverschrijdende overlijdensschade waarop artikel 4 Rome II van toepassing is, is dat echter wel het geval.
Te lezen in In IE-forum.nl. Tuesday, 12 Januari 2016 – IEF 15606
De Wet Werk en Zekerheid (‘WWZ’) heeft in 2015 geleid tot grote veranderingen in het arbeidsrecht. We zijn er nog niet. Ook 2016 brengt belangrijke wijzigingen met zich mee. Een overzicht van de meest relevante wijzigingen per 1 januari 2016.
WW
Tip: Informeer werknemers waar nodig bij het einde van het dienstverband over de (gewijzigde) WW-regels (onder meer om te voorkomen dat iemand terugkomt op zijn opzegging of de beëindiging met wederzijds goedvinden).
Werken na de AOW-leeftijd
Tip: Overweeg of het al dan niet verstandig is om een pensioenontslagbeding in de arbeidsovereenkomst op te nemen en wees je bewust van de (verruimde) mogelijkheden om een AOW-gerechtigde werknemer te laten doorwerken.
Afschaffing VAR
Tip: Het is verstandig nu al te anticiperen op de wijzigingen door gebruik te maken van de reeds beschikbare modelovereenkomsten van de Belastingdienst (te vinden op de site) of (model-)opdrachtovereenkomsten reeds nu aan de Belastingdienst ter beoordeling voor te leggen.
Transitievergoeding
Flexibel werken
Tip: Behandel ieder verzoek tot aanpassing serieus en beslis tijdig (anders wordt het verzoek van de werknemer automatisch ingewilligd). In geval van een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur is relevant dat de Arbeidstijdenwet in acht genomen wordt en in geval van een verzoek tot thuiswerken de Arbowetgeving.
Wet bescherming Persoonsgegevens
Tip: Stel een stappenplan op dat weergeeft hoe datalekken te voorkomen en hoe te handelen in geval van een datalek (en check de verzekeringsportefeuille op dit punt).
Wet aanpak schijnconstructies
Tip: Betaal het (minimum)loon per bank en controleer of de loonstroken transparant zijn.
Uitgegeven door Global Legal Group Ltd., Londen
Auteurs mr. A. de Fouw en mr. W. Lever In Tijschrift voor Huurrecht bedrijfsruimte jan/feb 2016 nr. 1.
U kunt onze partners direct benaderen. U kunt ook contact opnemen met Legaltree via e-mail of telefoon.
E info@legaltree.nl
T +31(0)88 040 2100
Deze film is gemaakt voor het symposium in mei 2018, georganiseerd vanwege het 10-jarig bestaan van Legaltree