Per 1 januari 2025 wordt het handhavingsmoratorium in het kader van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA) opgeheven. Dit heeft het kabinet op 6 september 2024 aangekondigd in een kamerbrief aan de Tweede Kamer. Dit betekent dat de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en boetes kan opleggen als er sprake is van schijnzelfstandigheid.
Wat betekent dit en hoe kunt u zich hierop voorbereiden?
Achtergrond
In 2016 werd de Wet DBA ingevoerd en de zogenoemde Verklaring Arbeidsrelaties (VAR) afgeschaft. De Wet DBA had als doel om schijnzelfstandigheid tegen te gaan, maar leverde veel onrust en discussie op. Om deze reden is besloten een handhavingsmoratorium voor de Belastingdienst in te stellen. Sindsdien is geprobeerd meer duidelijkheid te geven over de vraag wanneer wordt gewerkt als zelfstandige dan wel als werknemer. De Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Wet VBAR) ligt bij de Raad van State voor advies en zal niet eerder dan per 1 januari 2026 worden ingevoerd (na behandeling door de Tweede Kamer en Eerste Kamer).
Kamerbrief 6 september 2024
Het is bekend dat het kabinet de balans op de arbeidsmarkt wil herstellen en regels rondom het werken met en als zelfstandige(n) toekomstbestendiger wil maken. Het kabinet zet in op drie lijnen om dit te realiseren:
Lijn 1: Het realiseren van een gelijker speelveld tussen contractvormen.
Lijn 2: Een betere werking op de arbeidsmarkt, waaronder meer duidelijkheid over de vraag wanneer gewerkt wordt als werknemer dan wel als zelfstandige.
Lijn 3: Een verbetering van handhaving op schijnzelfstandigheid. Het opheffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 valt onder lijn 3. Het kabinet wil de invoering van de Wet VBAR niet afwachten.
Opheffen handhavingsmoratorium vanaf 1 januari 2025
Oordeelt de Belastingdienst na 1 januari 2025 dat sprake is van schijnzelfstandigheid, dan kan de Belastingdienst correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en boetes opleggen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2025. Dat is anders als er sprake is van kwaadwillendheid of als een eerder gegeven aanwijzing niet in voldoende mate is opgevolgd. In die gevallen kan er gecorrigeerd of nageheven worden tot het moment waarop sprake was van kwaadwillendheid met een maximum van vijf jaar, dan wel het moment dat de Belastingdienst de aanwijzing heeft gegeven.
Of er sprake is van schijnzelfstandigheid, zal worden beoordeeld op basis van de huidige wetgeving en jurisprudentie, waarbij de Belastingdienst de arbeidsrelatie beoordeelt aan de hand van alle omstandigheden van het geval (holistische benadering).
Overgangsperiode van 1 jaar
De Belastingdienst zal coulant omgaan met het opleggen van vergrijpboetes aan partijen die aantoonbaar kunnen laten zien dat ze aan de slag zijn met het verkleinen van schijnzelfstandigheid binnen hun organisatie. In dat geval worden over het eerste kalenderjaar na beëindiging van het handhavingsmoratorium geen vergrijpboetes bij de correcties inzake de kwalificatie van de arbeidsrelatie opgelegd. Dit geldt zowel voor de werkgevenden als voor de werkenden. Er kunnen wel verzuimboetes worden opgelegd.
Modelovereenkomsten
In de kamerbrief van 6 september 2024 is bekendgemaakt dat de modelovereenkomsten per 1 januari 2025 zullen worden uitgefaseerd. Vanaf 6 september 2024 worden geen nieuwe aanvragen voor een modelovereenkomst of nieuwe verlengingen in behandeling genomen door de Belastingdienst. Het kabinet heeft hiertoe besloten omdat het gebruik van modelovereenkomsten slechts voorwaardelijke zekerheid biedt. De juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie is altijd afhankelijk van hoe in de praktijk wordt gewerkt.
Arbeidsrechtelijke gevolgen
Natuurlijk heeft deze fiscale beoordeling ook gevolgen voor de kwalificatie van de arbeidsrelatie door de civiele rechter. Het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde eind 2023 dat, ook al vindt de Belastingdienst dat sprake is van een dienstbetrekking, dit nog niet betekent dat er sprake is van een civiele arbeidsovereenkomst. Hoewel de civiele rechter dit zelf moet beoordelen, staat de werkgever wel met 1-0 achter en bestaat de kans dat de werknemer met terugwerkende kracht aanspraak maakt op bijvoorbeeld loon overeenkomstig de cao, op vakantiedagen en vakantiebijslag en toeslagen.
Pensioenfondsen
Als de werkgever onder de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds valt of de in dienst zijnde werknemers een pensioentoezegging heeft gedaan, kan de werkgever ook gehouden zijn met terugwerkende kracht pensioenpremies af te dragen. Voor de vordering van een bedrijfstakpensioenfonds geldt een verjaringstermijn van vijf jaar, die pas aanvangt op het moment dat het bedrijfstakpensioenfonds met de verplichte deelneming bekend was of naar objectieve maatstaven gemeten redelijkerwijs bekend kon zijn.
Wat kunt u doen?
Wij adviseren u zo snel mogelijk alle arbeidsrelaties in uw organisatie in kaart te brengen en aan de hand van de webmodule van de Belastingdienst, het Handboek Loonheffingen en de jurisprudentie separaat te beoordelen en, zo nodig, te herzien. Ook adviseren wij u een toekomstbestendig inhuurbeleid te formuleren, zodat u bij de controle door de Belastingdienst aantoonbaar kunt laten zien dat u aan de slag bent gegaan met het verkleinen van schijnzelfstandigheid binnen uw organisatie. Wij helpen u hier graag bij.