Update: De uitspraak is door de Hoge Raad opnieuw uitgesteld tot 24 maart 2023
De uitspraak in de Deliveroo zaak wordt verwacht op 10 februari 2023
De Hoge Raad oordeelt naar verwachting op 10 februari aanstaande of de maaltijdbezorgers van Deliveroo zzp’er of werknemer zijn. Op grond van artikel 7:610 BW is iemand werknemer wanneer hij in dienst van een ander, tegen loon gedurende een zekere tijd arbeid verricht. Deze zaak gaat vooral over de invulling van het criterium ‘in dienst van een ander’ (de gezagsrelatie). De rechtbank en het gerechtshof oordeelden dat tussen Deliveroo en de maaltijdbezorgers een gezagsrelatie bestond. Deliveroo heeft de Hoge Raad gevraagd om te beslissen dat dit oordeel onterecht was. Advocaat-Generaal (AG) Ruth de Bock adviseerde de Hoge Raad in haar conclusie van juni 2022 het oordeel van het gerechtshof in stand te laten. Als de Hoge Raad het gezagscriterium verduidelijkt, kan dit grote gevolgen hebben voor de 1,2 miljoen zzp’ers die in Nederland werkzaam zijn en hun opdrachtgevers.
Deliveroo
Sinds juni 2015 verrichtte het Britse Deliveroo activiteiten in Nederland. De maaltijdbezorgers werkten in eerste instantie op basis van een arbeidsovereenkomst. In de loop van 2018 besloot Deliveroo de maaltijdbezorgers te laten werken als zzp’er, op basis van een overeenkomst van opdracht. Vakbond FNV besloot in een rechtszaak een arbeidsovereenkomst voor de maaltijdbezorgers af te dwingen. En met succes. De rechtbank en het gerechtshof oordeelden dat de maaltijdbezorgers werkzaam waren op basis van een arbeidsovereenkomst. Deliveroo weigerde aan alle maaltijdbezorgers een arbeidsovereenkomst aan te bieden en beëindigde eind 2022 haar activiteiten in Nederland.
Deliveroo heeft de Hoge Raad gevraagd om te beslissen of het gerechtshof terecht oordeelde dat tussen Deliveroo en de maaltijdbezorgers een gezagsrelatie aanwezig is. Dit oordeel is relevant voor de periode voorafgaand aan het vertrek van Deliveroo uit Nederland.
Advies aan de Hoge Raad: startpunt bij de invulling van het gezagscriterium is de organisatorische inbedding
AG Ruth de Bock adviseerde de Hoge Raad in haar conclusie het oordeel van het gerechtshof te volgen. Net als het gerechtshof meent zij dat de gezagsrelatie niet weg te denken is. Zij pleit ervoor dat het gezagscriterium wordt verduidelijkt en wordt aangepast aan de eisen van de tijd. Bij de beoordeling of een gezagsrelatie aanwezig is, gaat het volgens haar niet zozeer om het bestaan van een instructiebevoegdheid van de opdrachtgever. Het startpunt zou moeten zijn dat het gaat om de organisatorische inbedding van het werk. Daarmee wordt bedoeld: is het werk ingebed in de organisatie van de werkverschaffer? Daarbij gaat het erom of het werk een wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering van de werkverschaffer is. Voor deze verduidelijking is volgens AG De Bock geen wetswijziging nodig.
Tweede advies aan de Hoge Raad: het gaat om de beoordeling van verschillende factoren
De Hoge Raad hoeft dit advies niet over te nemen en heeft inmiddels ook kennisgenomen van een tweede advies over dit onderwerp. AG Robert van Peursem is kritisch op de zienswijze van AG De Bock. Hij wees de Hoge Raad er in oktober 2022 in een andere zaak op dat uit jurisprudentie en literatuur niet volgt dat één aspect/gezichtspunt/omstandigheid doorslaggevend is voor de vraag of sprake is van een gezagsrelatie. Het komt volgens hem aan op een beoordeling van verschillende factoren. Volgens AG Van Peursem volgt uit de rechtspraak van de civiele kamer van de Hoge Raad niet dat wordt aangesloten bij deze notie van ‘organisatorische inbedding’, zoals AG De Bock bepleit.
Het Gerechtshof Den Haag oordeelde in juli 2022 ook al dat ‘inbedding’ geen onderscheidend criterium is.
Kabinet wil ook een verduidelijking van de gezagsrelatie
Uit de recente Voortgangsbrief over werken met en als zelfstandige(n) volgt dat ook het kabinet het gezagscriterium wil verduidelijken per 1 januari 2025. Het kabinet ziet ‘inbedding van het werk in de organisatie’ als een indicatie dat sprake is van een gezagsrelatie. Bij de beoordeling is het eveneens van belang of er sprake is van materieel gezag (instructiebevoegdheid en toezicht) en van zelfstandig ondernemerschap. Wat de (meest) relevante (contra-)indicaties voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst zijn, wordt door het kabinet met betrokkenheid van sociale partners, experts en stakeholders verder uitgewerkt.
Gevolgen
Als het gezagscriterium door de Hoge Raad of door het kabinet wordt verduidelijkt, zullen de 1,2 miljoen zzp’ers in Nederland en hun opdrachtgevers hun arbeidsrelatie opnieuw moeten beoordelen, zeker als de werkzaamheden die de zzp’er verricht zijn ingebed in de organisatie van de opdrachtgever.
Als de arbeidsrelatie kwalificeert als een arbeidsovereenkomst, dan heeft dit tot gevolg dat de opdrachtgever loonheffingen moet inhouden en afdragen en dat arbeidsrechtelijke bescherming bij ziekte en ontslag wordt genoten. Een ander verstrekkend en kostbaar gevolg is dat mogelijk met terugwerkende kracht pensioenpremies afgedragen moeten worden.
Leidt uitspraak Hoge Raad over Deliveroo-zaak tot verduidelijking gezagscriterium? – ZiPconomy