Conclusie AG inzake Azevedo/CED C-558/15: verdere uitbreiding reikwijdte bevoegdheden van de schaderegelaar bij internationale verkeersongevallen

Antoinette Collignon

9 december, 2016

Bij internationale verkeersongevallen in Europa kan het slachtoffer ervoor kiezen om bij terugkeer in eigen land de vertegenwoordiger van de buitenlandse verzekeraar van de aansprakelijke partij te verzoeken om de schade te regelen.

In het geval een procedure gestart moet worden, kan het slachtoffer ervoor kiezen om in eigen land een procedure te starten tegen de buitenlandse verzekeraar. De dagvaarding kan hij betekenen op het kantoor van de vertegenwoordiger. Zie hiervoor ook het arrest van het Europese Hof van Justitie van 10 oktober 2013 (Spedition Welter/Avanssur C-306/12).

Aangenomen werd dat het niet mogelijk is om de vertegenwoordiger zelf in rechte te betrekken. Hier zou binnenkort wel eens verandering in kunnen komen.

Op 19 oktober 2016 heeft de Advocaat-Generaal bij het Europese Hof van Justitie in de zaak Azevedo/CED Portugal Unipessoal Lda e.a. C-558/15 een conclusie genomen. Daarin geeft hij aan van mening te zijn dat artikel 4 lid 5 van richtlijn 2000/26 (de Vierde Richtlijn Motorrijtuigenverzekering, ook wel: ‘de WAM richtlijn’) aldus moet worden uitgelegd dat het begrip ‘voldoende bevoegdheden’ waarover de schaderegelaar moet beschikken, inhoudt dat de schaderegelaar in hoedanigheid van verweerder in rechte kan worden betrokken.

De casus was als volgt. Op 17 oktober 2007 vond een verkeersongeval plaats in Spanje waarbij een Portugees om het leven kwam en een andere gewond raakte. De personenauto waarmee het ongeval was veroorzaakt, was door de eigenaar verzekerd bij Helvetia Seguros, gevestigd in Spanje. De door Helvetia Seguros aangewezen vertegenwoordiger in Portugal is C.E.D. Portugal Unipessoal (CED).

Het slachtoffer en de nabestaanden van het overleden slachtoffer startten een gerechtelijke procedure in Portugal tegen CED en het Fundu de Garantie Automovel (FGA). De rechter heeft de vordering afgewezen omdat CED niet over passieve legitimatie beschikt. Met andere woorden: zij hadden de Spaanse verzekeraar in rechte moeten betrekken.

In hoger beroep stelt de rechter zich de vraag welke betekenis het begrip ‘voldoende bevoegdheid’ heeft, waarover de schaderegelaar moet beschikken in de zin van artikel 4 lid 5 van de WAM richtlijn . Ook vraagt de rechter zich af of de uitleg van dit begrip ook afhangt van concrete bedingen in de vertegenwoordigingsovereenkomst tussen de verzekeraar en de vertegenwoordiger. De rechter heeft hierover prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie.

Net als in de zaak van Spedition Welter/Avanssur stelt de Advocaat-Generaal dat bij bepaling van de reikwijdte van een artikel in de WAM richtlijn rekening gehouden moet worden met de bewoording, de context en de doelstellingen.

Doelstelling van de WAM richtlijn is geweest dat slachtoffers van ongevallen gemakkelijker stappen kunnen ondernemen en in staat zijn hun schadeclaim in te dienen in eigen taal en eigen land. Uit de considerans van de WAM richtlijn (punt 37) blijkt dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat de schaderegelaars over voldoende bevoegdheden beschikken om de verzekeringsonderneming ten aanzien van slachtoffers te vertegenwoordigen, ook voor nationale instanties, waaronder de rechter, voor zover dit niet in strijd is met de regels van internationaal privaatrecht inzake de aanwijzing van de bevoegde rechter.

Zijn analyse is onder andere dat de vertegenwoordiger over voldoende bevoegdheid moet beschikken om verzoeken van benadeelden volledig af te handelen. Ook geeft hij aan dat het dagvaarden van de vertegenwoordiger geen strijd zal opleveren met de regels van internationaal privaatrecht inzake de aanwijzing van de bevoegde rechter noch het toepasselijk recht. Bovendien blijft er altijd de mogelijkheid bestaan om de veroorzaker van het ongeval en/of diens verzekeraar rechtstreeks aan te spreken.

De Advocaat-Generaal is dan ook van mening “dat artikel 4 lid 5 van richtlijn 2000/26 aldus moet worden uitgelegd dat tot voldoende bevoegdheden waarover de schaderegelaar moet beschikken, de bevoegdheid behoort om in hoedanigheid van verweerder in rechter te worden betrokken, in het kader van een door benadeelden van verkeersongevallen als bedoeld in artikel 1 lid 1 van richtlijn 2000/26 ingestelde rechtsvordering in de bij laatstgenoemde richtlijn vastgestelde omstandigheden waarbij de bepalingen van de overeenkomst tussen de verzekeringsovereenkomst en de schaderegelaar de bevoegdheid tot verdediging in rechte van laatstgenoemde niet kunnen aantasten.”

De verwachting is dat het Europese Hof van Justitie de conclusie van de Advocaat-Generaal zal volgen. In dat geval kan een slachtoffer bij een grensoverschrijdend verkeersongeval in Europa ervoor kiezen om ofwel de buitenlandse verzekeraar rechtstreeks aan te spreken dan wel de schaderegelaar in zijn eigen land. Bij een procedure kan hij er tevens voor kiezen om in eigen land te gaan procederen tegen de schaderegelaar of tegen de verzekeraar waarbij de dagvaarding op het kantoor van de schaderegelaar betekend kan worden.

Dit betekent dat de bevoegdheden van de vertegenwoordigers in dat geval nog verder worden uitgebreid.

Vertegenwoordigers van buitenlandse verzekeraars zullen hiermee rekening moeten houden en de overeenkomsten met de verzekeraars wellicht op punten moeten wijzigen zodat zij hun taak als partij in rechte goed kunnen uitoefenen.

Over de auteur


Antoinette Collignon

Antoinette Collignon is specialist in (grensoverschrijdende) aansprakelijkheids- en letselschadezaken, productaansprakelijkheid, werkgeversaansprakelijkheid en internationaal privaatrecht.