Op 19 april 2021 maakte DNB bekend dat DNB opnieuw onderzoek gaat doen naar de naleving van kapitaaleisen door beleggingsondernemingen en beheerders van beleggingsinstellingen. Dit onderzoek is een vervolg op een eerder onderzoek uit 2019.
Onderzoek 2019
In 2019 deed DNB onderzoek naar de naleving van de kapitaaleisen door beleggingsondernemingen en beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s. Uit dit onderzoek bleek dat niet alle onderzochte partijen de kapitaaleisen naleven. In bepaalde gevallen bleek namelijk dat niet al het kapitaal meetelt voor de berekening van het verplicht aan te houden (CET1) kapitaal. Ook benadrukte DNB naar aanleiding van dit eerdere onderzoek dat in bepaalde gevallen mededeling aan, of zelfs toestemming door, DNB is vereist en dat bepaalde statutaire bepalingen niet zijn toegestaan of juist ontbraken. Zie voor een nadere beschrijving van de uitkomsten van dit onderzoek mijn eerdere blog van 14 april 2020.
Aanvullend onderzoek 2021
Op 19 april 2021 maakte DNB bekend aanvullend onderzoek te gaan doen naar de naleving van de kapitaaleisen door kleine en middelgrote beleggingsondernemingen en beheerders van beleggingsinstellingen. Ook dit onderzoek gaat met name over de kwaliteit van het CET1 kapitaal zoals voorgeschreven door artikel 28 CRR. Het aanvullende onderzoek richt zich op een 30-tal partijen. Concreet betekent dit dat deze partijen een enquête van DNB kunnen verwachten. Als een beleggingsonderneming of beheerder van een beleggingsinstelling niet tot de onderzoeksgroep van DNB behoort, betekent dit niet dat die partij geen aandacht aan de kapitaaleisen moet besteden. De kapitaaleisen gelden immers voor de hele markt, enquête of niet.
Wat te doen?
Het is aan te raden dat beleggingsondernemingen en beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s nagaan in hoeverre de eerdere uitleg van de kapitaaleisen door DNB tot actie dwingt. Dit geldt overigens ook voor andere financiële ondernemingen die aan vergelijkbare kapitaaleisen zijn onderworpen want de door DNB gesignaleerde tekortkomingen zijn grotendeels algemeen van aard.
Te ondernemen actie valt uiteen in meerdere onderdelen. In de eerste plaats moet worden nagegaan welke kwantitatieve kapitaaleisen gelden. Anders gezegd: welk minimumbedrag aan eigen vermogen en solvabiliteit is vereist. Vervolgens moet worden bekeken in hoeverre het kapitaal uit de commerciële jaarrekening voldoet aan de kwalitatieve kapitaaleisen, om op basis daarvan te kunnen bepalen welk deel daarvan meetelt voor de berekening van de vereiste minima. Apart hiervan moeten de statuten worden aangepast als er sprake is van ongewenste of ontbrekende bepalingen. Tot slot dient kennis genomen te worden van de diverse mededelings- en toestemmingseisen.
Aangezien er nu sprake is van een aanvullend onderzoek, moeten marktpartijen er rekening mee houden dat DNB minder soepel zal zijn bij niet-naleving. Er komt immers een moment dat DNB het niet bij publicatie van onderzoeksresultaten zal laten en sancties zal opleggen. Dat moment lijkt nu naderbij te komen.
IFD en IFR
Vanaf 26 juni 2021 zal er voor de meeste beleggingsondernemingen een nieuw kapitaalregime in werking treden. Op dat moment treden namelijk de regels op grond van de nieuwe Investment Firm Directive (IFD) en Investment Firm Regulation (IFR) in werking. Hoewel dit regime diverse wijzigingen inhoudt, een verhoging van het vereiste minimumbedrag aan eigen vermogen bijvoorbeeld, sluit dit regime voor de kwalitatieve kapitaaleisen aan bij de bestaande regels uit de CRR. De bevindingen van DNB blijven dus ook na 26 juni 2021 relevant voor beleggingsondernemingen. Over de IFD en de IFR binnenkort meer.