Het vereiste van causaal verband
Wie het heeft over aansprakelijkheid en schade, heeft het onvermijdelijk ook over causaal verband. In geval van een toerekenbare tekortkoming, is de schuldenaar aansprakelijk voor de schade die de schuldeiser daardoor lijdt (artikel 6:74 BW). En degene die een onrechtmatige daad pleegt, is verplicht de schade te vergoeden die de benadeelde dientengevolge lijdt (artikel 6:162 BW). In de woorden daardoor en dientengevolge ligt het causaliteitsvereiste verscholen: er dient sprake te zijn van causaal verband tussen de normschending (de tekortkoming of de onrechtmatige daad) en de schade.
Vaststellen van causaal verband in twee stappen
Het causaal verband wordt vastgesteld in twee stappen. Eerst wordt met behulp van de leer van de condicio sine qua non nagegaan of de normschending een noodzakelijke voorwaarde is voor het ontstaan van de schade. Vervolgens wordt aan de hand van artikel 6:98 BW beoordeeld of de schade als een gevolg van die gebeurtenis aan de schuldenaar kan worden toegerekend.
In aansluiting hierop wordt met betrekking tot causaal verband ook wel onderscheiden tussen de fases van (1) de vestiging van de aansprakelijkheid en (2) de omvang van de aansprakelijkheid. Voor de vestiging van de aansprakelijkheid dient aan het condicio sine qua non-verband te zijn voldaan. Bij de vaststelling van de omvang van de aansprakelijkheid komt de toerekeningsvraag van artikel 6:98 BW aan bod. In die zin zou een onderverdeling kunnen worden gemaakt in twee facetten van causaal verband die tezamen aan het causaliteitsvereiste invulling geven: (1) het condicio sine qua non-verband en (2) het toerekeningsverband ex artikel 6:98 BW, zoals weergegeven in figuur 1.
De Hoge Raad heeft bevestigd dat eerst aan het condicio sine qua non-verband moet zijn voldaan, voordat het toerekeningsverband in artikel 6:98 BW kan worden aangenomen (HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:BH2815, r.o. 5.5.1, Effectenlease Dexia).
Stap 1: Het condicio sine qua non-verband
Of sprake is van condicio sine qua non-verband, wordt bepaald aan de hand van de zogenoemde hypothetische eliminatiemethode, ook wel de negatieve toets of de wegdenkoefening genoemd. Daarbij wordt de feitelijke situatie met de normschending vergeleken met de hypothetische situatie zoals die zou zijn geweest zonder de normschending. Zou de schade zijn ontstaan als de normschending wordt weggedacht? Als het antwoord op deze vraag ontkennend is, dan is aan het condicio sine qua non-vereiste voldaan: zonder de normschending zou de schade niet zijn ontstaan. Als het antwoord bevestigend is, dan is geen sprake van condicio sine qua non-verband: ook zonder de normschending zou de schade zijn ontstaan.
Bewijslast condicio sine qua non-verband
De bewijslast – en daarmee ook het bewijsrisico – dat sprake is van condicio sine qua non-verband tussen de normschending en de schade rust in beginsel op de benadeelde (op grond van de hoofdregel van 150 Rv). In veel gevallen zal het condicio sine qua non-verband evident zijn en het bewijs daarvan weinig problemen opleveren. Maar de juridische praktijk laat ook tal van voorbeelden zien waarin het condicio sine qua non-verband niet zonder meer gegeven is en de bewijslast daarvan een hoge drempel voor de benadeelde kan vormen. In de rechtspraak zijn verschillende middelen ontwikkeld om de benadeelde in geval van causaliteitsonzekerheid tegemoet te komen. Deze rechterlijke tools zal ik in latere blogs bespreken.
Stap 2: Het toerekeningsverband van artikel 6:98 BW
Als aan het condicio sine qua non-verband is voldaan, dient de toerekeningsvraag te worden beantwoord: is sprake van schade die in zodanig verband staat met de normschending dat zij de schuldenaar als een gevolg van die normschending kan worden toegerekend? Het komt dan aan op alle omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang beschouwd. Artikel 6:98 BW noemt twee factoren die voor de beoordeling van het toerekeningsverband relevant zijn – de aard van de aansprakelijkheid en de aard van de schade – maar dat is geen limitatieve oplossing. Andere toerekeningsfactoren die in de rechtspraak, literatuur en parlementaire geschiedenis zijn genoemd zijn onder meer: de voorzienbaarheid/waarschijnlijkheid van de schade, de aard van de overtreden norm, de aard van de gedraging, te ver verwijderd causaal verband en draagkracht van partijen (zie ook figuur 3).
De toerekeningstoets leidt in de regel tot een inperking van de omvang van de aansprakelijkheid en de daaruit voortvloeiende schade. In uitzonderingsgevallen kan het toerekenigscriterium ook leiden tot een uitbreiding van de omvang van de aansprakelijkheid en de daarmee samenhangende schadevergoedingsplicht, zoals in bepaalde gevallen van meervoudige causaliteit (zie bijvoorbeeld artikel 6:99 BW).