Met ingang van 1 april 2019 zijn de doorlopende verplichtingen voor beleggingsondernemingen die zijn vrijgesteld onder het ‘Nationaal Regime’, gewijzigd. Dit betekent dat partijen die gebruik maken van het Nationaal Regime hun bedrijfsvoering op onderdelen moeten aanpassen.
De achtergrond van de wijzigingen is met name gelegen in de wijzigingen als gevolg van de invoering van MiFID II. Belangrijke wijzigingen van het Nationaal Regime zijn verdergaande informatieverplichtingen, transparantievereisten en uitbreiding van de verplichtingen in het kader van het productdistributieproces.
Nationaal Regime
Met het Nationaal Regime wordt de regeling bedoeld die bepaalde beleggingsondernemingen vrijstelt van de vergunningplicht uit artikel 2:96 Wft. Deze regeling is vastgelegd in artikel 11 en 35a van de Vrijstellingsregeling Wft. Bepaalde regels blijven echter van toepassing op deze vrijgestelde beleggingsondernemingen.
Partijen die gebruik kunnen maken van het Nationaal Regime zijn financiëledienstverleners die adviseren over levensverzekeringen of hypothecair krediet. In het kader van deze advisering is het onder het Nationaal Regime toegestaan om tevens bepaalde beleggingsdiensten te verlenen, namelijk het ontvangen en doorgeven van orders en het geven van beleggingsadvies. Dit is toegestaan voor zover dit betrekking heeft op rechten van deelneming in een beleggingsinstelling of een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe). Dergelijke beleggingsdiensten liggen namelijk vaak in het verlengde van advies over levensverzekeringen en hypothecair krediet omdat er tevens sprake is van beleggingen. Het Nationaal Regime is hiernaast van toepassing op partijen die geen financiëledienstverlener zijn en (alleen) orders ontvangen en doorgeven en beleggingsadvies geven met betrekking tot rechten van deelneming in een beleggingsinstelling of een icbe (het zogenaamde ‘lichte’ regime).
Wijzigingen per 1 april 2019
De eerste belangrijke wijziging betreft het productdistributieproces, ook wel productontwikkelingsproces genoemd. Ook voor de distributie van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling en een icbe dient een dergelijk productdistributieproces aanwezig te zijn. Voor financiëledienstverleners die van het Nationaal Regime gebruik maken geldt dat zij al over een dergelijk proces moeten beschikken op grond van de IDD voor zover het betreft de door hen gedistribueerde (verzekerings)producten. Dit proces moet dus worden aangepast op dit punt.
Ten aanzien van de informatie- en transparantieverplichtingen zijn ook de nodige wijzigingen doorgevoerd in het verlengde van MiFID II. Een belangrijke voorbeeld betreft verdergaande informatie over de totale geaggregeerde kosten van zowel de beleggingsdienst als de beleggingsinstelling of de icbe en het cumulatief effect daarvan op het rendement. Een ander voorbeeld betreft de verdergaande eisen rondom periodieke rapportage.
Andere wijzigingen omvatten regels rondom opname en opslag van telefoongesprekken en elektronische communicatie met cliënten, bewaring van cliënt- en ordergegevens, periodieke rapportage, de geschiktheids- en de passendheidstoets (die weliswaar al bestond maar door invoering van MiFID II is aangescherpt) en regels rondom belangenconflicten (deels geherformuleerd).
Invloed Europees recht
De wijziging van het Nationaal Regime is zoals aangehaald ingegeven door de wijzigingen als gevolg van de invoering van MiFID II. Daarnaast maakt ook deze wijziging weer eens duidelijk dat tegenwoordig niet alleen in de Nederlandse wetgeving gekeken moet worden om te weten welke verplichtingen dienen te worden nagekomen. Ook direct werkend Europees recht is relevant. Op diverse punten verwijs het Nationaal Regime immers naar bepalingen uit de Gedelegeerde verordening markten voor financiële instrumenten 2014 inzake organisatorische eisen (2017/565).