Zoals eerder aangekondigd, treden op 10 maart 2021 extra regels over informatieverschaffing over duurzaamheid van beleggingen in werking. Dit is het gevolg van de SFDR. Hierdoor moeten ook vermogensbeheerders aanpassingen doorvoeren in hun beleid, de informatie op hun websites en hun precontractuele informatie. Dit wordt hieronder verder toegelicht.
Toepassingsbereik
De Europese SFDR Verordening (2019/2088) is van toepassing op beleggingsondernemingen en kredietinstellingen die vermogensbeheerdiensten verlenen. Dit geldt ook voor beheerders van belegginginstellingen en icbe’s die vermogensbeheerdiensten mogen verlenen.
Het is aannemelijk dat de SFDR niet van toepassing is voor zover er sprake is van vermogensbeheer door vermogensbeheerders van buiten de EU op basis van reverse solicitation. In dat geval biedt MiFID II namelijk ook geen bescherming aan de cliënten in de EU zodat ook de transparantie op basis van de SFDR niet bedoeld lijkt. Andersom betekent dit dat dienstverlening gericht op de EU door vermogensbeheerders van buiten de EU, wel volledig onder de SFDR valt.
Extra verplichtingen
De vier hoofdverplichtingen uit de SFDR hebben betrekking op:
- Beleid: het beleggingsbeleid en het eigen beloningsbeleid moet worden aangepast op basis van duurzaamheidsrisico’s.
- Website: informatie over het nieuwe beleggingsbeleid en het nieuwe beloningsbeleid moet op de website worden opgenomen.
- Precontractuele informatie: in precontractuele informatie moet worden aangegeven hoe bij beleggingsbeslissingen rekening wordt gehouden met duurzaamheidsrisico’s, hoe dit invloed heeft op het verwachte rendement en hoe negatieve effecten op duurzaamheidsfactoren worden meegenomen, of waarom dit niet gebeurt.
- Duurzame beleggingen: indien beleggingen als duurzaam worden aangemerkt moet extra informatie over de duurzaamheid van deze beleggingen worden verschaft om te voorkomen dat allerlei beleggingen ten onrechte als ‘groen’ of ‘duurzaam’ worden aangeprezen (greenwashing).
Wat te doen?
Portefeuille is een financieel product
Voor op de individuele verplichtingen onder de SFDR is het van belang dat de SFDR bepaalt dat een portefeuille die voorwerp is van vermogensbeheer, een financieel product is. Een beheerde portefeuille wordt dus gelijkgesteld met een beleggingsinstelling of een pensioenproduct. Dit betekent dat diverse verplichtingen uit de SFDR die van toepassing zijn op de financiële producten, ook gelden voor (alle) beheerde portefeuilles.
Beleggingsbeleid
Het beleggingsbeleid van vermogensbeheerders voor cliënten (de beleggingsmandaten) moet in beginsel rekening houden met duurzaamheidsrisico’s (gebeurtenissen op ESG-gebied die een materieel negatief resultaat op beleggingen kunnen hebben). Dit betekent dat deze risico’s, zoals het risico van temperatuurstijging op aarde, moeten meewegen bij het vermogensbeheer. Hoewel de SFDR dwingend voorschrijft dat beleggingsbeleid duurzaamheidsrisico’s integreert, lijkt het strikt genomen mogelijk dat de vermogensbeheerder bij herziening van het beleggingsbeleid concludeert dat (bepaalde) duurzaamheidsrisico’s niet relevant zijn en derhalve niet zullen worden meegenomen. Dit zal bij vermogensbeheer ook van de voorkeuren van de cliënt afhangen. De vraag bij duurzaamheidsrisico’s is natuurlijk wel of er situaties denkbaar zijn waarin sprake is van beleggingsbeslissingen die in het geheel niet worden geraakt door ESG-factoren. Bepaalde duurzaamheidsrisico’s zullen toch altijd moeten worden meegewogen, zelfs als de cliënt geen specifeke duurzaamheidsvoorkeuren heeft. Ook dan zal het beoogde rendement van een portefeuille kunnen worden beïnvloed door duurzaamheidsrisico’s.
Aangezien het beleggingsbeleid en de duurzaamheidsrisico’s verschillen per cliënt of cliëntengroep, betekent deze aanpassing potentieel een flinke excercitie voor vermogensbeheerders.
Beloningsbeleid
Ook in het beloningsbeleid van de vermogensbeheerder zelf moeten duurzaamheidsrisico’s worden meegenomen. Hier lijkt niet echt een uitzondering te zijn voor het geval er geen sprake zou zijn van (bepaalde) duurzaamheidsrisico’s. Het beloningsbeleid moet dus altijd rekening houden met duurzaamheidsrisico’s en redelijkerwijs ook met duurzaamheidsfactoren (factoren op het gebied van ecologie, sociale zaken, werkgelegenheid, mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping). Dit is waarschijnlijk bij uitstek een onderdeel dat moet worden verwerkt als niet-financieel criterium voor variabele beloning zoals bedoeld in artikel 1:118 lid 3 Wft als gevolg waarvan de variabele beloning mede wordt gebaseerd op prestaties op het gebied van duurzaamheidsfactoren.
Website
De vermogensbeheerder moet het aangepaste beleggingsbeleid, of in ieder geval een beschrijving daarvan, publiceren op zijn website. Daarbij moet de vermogensbeheerder uitleggen hoe het beloningsbeleid duurzaamheidsrisico’s integreert. Dit betekent overigens niet dat het hele beleggingsbeleid van iedere cliënt op de website moet worden vermeld. Een verklarende beschrijving die tevens ingaat op de integratie van de duurzaamheidsrisico’s, lijkt voldoende.
Tevens moet de vermogensbeheerder een verklaring over zijn due diligence beleid opnemen. Deze verklaring moet zien op de door de vermogensbeheerder in aanmerking genomen materieel negatieve effecten op duurzaamheidsfactoren en moet in ieder geval ingaan op de vaststelling en prioriteit van de belangrijkste materieel negatieve effecten, de geplande maatregelen, eventueel shareholder engagement beleid en verwijzing naar de naleving van internationaal erkende principes. Als de vermogensbeheerder ervoor kiest dergelijke effecten niet in aanmerking te nemen bij due diligence, moet hij dit in een verklaring uitleggen.
Voor grote vermogensbeheerders zoals banken, gelden extra eisen. ‘Groot’ betekent in dit verband dat de vermogensbeheerder zelf, of tezamen met haar dochtermaatschappijen, ten minste 500 werknemers in dienst heeft. Dergelijke ‘grote’ vermogensbeheerders moeten een extra of aanvullende verklaring over het due diligence beleid op hun website publiceren.
Precontractuele informatie
De vermogensbeheerder moet de precontractuele informatie voor cliënten aanpassen. Daarin moet hij beschrijven in hoeverre en op welke manier hij rekening houdt met duurzaamheidsrisico’s bij beleggingsbeslissingen en welke effecten de duurzaamheidsrisico’s op het rendement zullen hebben. Ook hier bestaat de mogelijkheid om onderbouwd aan te geven dat duurzaamheidsrisico’s niet relevant worden geacht. De precontractuele informatie moet onderdeel zijn van de verplichte precontractuele informatie aan cliënten op grond van artikel 4:20 Wft, zoals de informatie over het aan de cliënt voorgestelde beleggingsmandaat, de beoogde financiële instrumenten, de benchmark en de kosten en lasten. In dit verband is tevens van belang dat een voorgestelde wijziging in de MiFID II-regels met zich mee brengt dat duurzaamheidsvoorkeuren van de cliënt moeten worden meegenomen in het kader van de verplichte geschiktheidstoetsing (zie ook hieronder).
In aanvulling hierop moet de vermogensbeheerder voor elk beleggingsmandaat informatie verschaffen of, en zo ja hoe, de belangrijkste ongunstige effecten of duurzaamheidsfactoren in aanmerking worden genomen. Daarnaast moet hij een verklaring verstrekken dat (verdere) informatie over deze effecten beschikbaar is in de periodieke rapportages aan de cliënt. Deze laatste verplichting geldt echter pas vanaf 30 december 2022.
Duurzame beleggingen
Er gelden nadere regels over duurzaamheid indien er sprake is van duurzame portefeuilles. In dat geval moet de vermogensbeheerder een betere onderbouwing geven in hoeverre een portefeuille duurzaam is. Daartoe moet de vermogensbeheerder bijvoorbeeld onderbouwen in hoeverre aan duurzame kenmerken wordt voldaan en of een gehanteerde index of benchmark daaraan bijdraagt. Bij gebrek aan een duurzame index of benchmark, moet de vermogensbeheerder uitleggen hoe de duurzame doelen worden bereikt. Ook moet de website van de vermogensbeheerder informatie bevatten over de duurzame doelen en de methoden om deze te beoordelen, meten en monitoren. Tot slot moeten ook de periodieke rapportages aan de cliënt relevante informatie op dit punt bevatten. Deze laatste verplichting geldt echter pas vanaf 30 december 2022.
Wat betreft duurzaamheid is met name de Taxonomieverordening van belang omdat deze invulling geeft aan wat er als duurzaam heeft te gelden.
Wanneer moet dit gereed zijn?
De SFDR is van toepassing vanaf 10 maart 2021. Vanaf die datum moeten vermogensbeheerders dus voldoen aan de nieuwe regels. Een uitzondering geldt voor de regels over precontractuele informatie op product- en dienstniveau en over periodieke rapportages, die pas vanaf 30 december 2022 gelden. Het overgrote deel van de verplichtingen uit de SFDR treedt dus op 10 maart 2021 in werking en dat betekent dat vermogensbeheerders nog maar acht maanden hebben om op tijd klaar te zijn. Dit betekent dus in ieder geval het beleid aanpassen en de informatie op websites en in precontractuele informatie uitbreiden. Dit betreft enerzijds eigen beleid (zoals het beloningsbeleid) en anderzijds beleid voor cliënten (zoals beleggingsmandaten).
Bij niet-naleving moeten vermogensbeheerders rekening houden met eventueel door de AFM op te leggen sancties. De SFDR bepaalt immers dat Nederland bevoegde autoriteiten aanwijst om toe te zien op naleving. Het ligt voor de hand dat dit de AFM zal zijn en dat de AFM in overeenstemming met een nog aan te passen Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten, onder andere boetes en dwangsommen kan opleggen bij overtreding.
Andere relevante ontwikkelingen
Inmiddels is op Europees niveau een consultatie gestart over de uitwerking van de SFDR in gedetailleerde technische standaarden (regulatory technical standards of RTS). Deze RTS hebben met name betrekking op de inhoud, vorm en taal van de informatie en bevatten ook nadere eisen voor duurzame en ESG-beleggingen. Zie de eerdere blog van 10 juni 2020.
Afgelopen juni is hiernaast ook een set voorgestelde Europese regels gepubliceerd voor diverse sectoren waaronder de vermogensbeheersector. Deze voorgestelde regels (die dus nog niet definitief zijn) omvatten wijzigingen in bestaande MiFID II-regels en hebben onder andere betrekking op het vaststellen van duurzaamheidsvoorkeuren van cliënten in het kader van de geschiktheidstoetsing en het meenemen van duurzaamheidsvoorkeuren in het kader van product governance, twee onderwerpen die nauw samenhangen met de SFDR.