Artikel mr. dr. R.A.F. Timmermans, Reactie op C.A. Schwarz, ‘Ahold Delhaize en de verlenging van de optie op beschermingsaandelen; enkele observaties’, Ondernemingsrecht 2018/134, Wolters Kluwer.
Onlangs is Schwarz ingegaan op de verlenging van het door Koninklijke Ahold Delhaize N.V. (hierna: Ahold Delhaize) aan Stichting Continuïteit Ahold Delhaize (hierna: SCAD) verleende recht tot het nemen van preferente beschermingsaandelen (hierna: beschermingsprefs) in het kapitaal van Ahold Delhaize. Schwarz verdedigt de opvatting dat een recht tot het nemen van aandelen – in het bijzonder beschermingsaandelen – niet langer kan lopen dan de periode waarvoor het bestuur van de vennootschap is aangewezen als het tot uitgifte van de beschermingsaandelen bevoegde orgaan. Negentien jaar geleden nam Schwarz eenzelfde standpunt in, zij het dat hij dit standpunt thans wat nuanceert door te stellen dat in het delegatiebesluit met zoveel woorden kan worden bepaald dat het optierecht langer loopt dan de uitgiftebevoegdheid van het vennootschapsbestuur.3 Graag maak ik enkele opmerkingen naar aanleiding van dit door Schwarz ingenomen standpunt.